Dit verhaal is gepubliceerd voorafgaand aan de reünie van 2005. We gingen met oud-docent John Breschoten (inmiddels overleden) even terug naar het voormailge HBS-gebouw dat toen al (en nog steeds) dienst deed als Stadskantoor van de gemeente Appingedam.
Al bij de entree ziet John Breeschoten een verandering. ”De trap is naar voren gehaald”, merkt hij op. We zien meteen waarom: nu is er aan de zijkant ruimte voor een oprit voor gehandicapten. En natuurlijk is er nog veel meer veranderd aan het voormalige RHBS-gebouw in Appingedam, waarin tegenwoordig het Stadskantoor (gemeentehuis) is ondergebracht. Maar eerlijk is eerlijk: het schoolpand is met gevoelige hand en sober doch smaakvol aangepast aan de nieuwe wensen. Jan Bos, oud-leerling van de RHBS en de enige Appingedammer ambtenaar die zijn schooltijd ook al in het pand doorbracht, meldt met trots: ”Dit alles is voor vijf miljoen gulden verbouwd. En voor dat geld is er zelfs nog een vleugel bijgebouwd.”
Duitse lessen
We hebben Breeschoten, 58 jaar en nog steeds actief als docent Duits, gevraagd om eens in het oude schoolgebouw rond te stappen en er herinneringen op te diepen. Breeschoten kwam in 1968 naar Appingedam en gaf tot 1982 les in het RHBS-gebouw, dat boven de entree nog vermeldt: Rijks Hoogere Burger School. ”Ik heb de meeste jaren in het noodgebouw doorgebracht”, zegt hij, ”en dat was een onderkomen met meer nood dan gebouw. Later ging ik meer naar het hoofdgebouw, waar Van der Berg zijn Duitse lessen gaf. Dat was het lokaal naast dat van de rector. In de tijd van Van der Wal en Van Delden als rector hoorde je die mensen niet, maar dat veranderde toen Otter rector werd. Door de muren heen kon je hem horen.”
Elitair bolwerk
Waar vroeger de rector en het lokaal Duits zaten, daar huist tegenwoordig Sociale Zaken. De hoge gangen zijn er nog, de vloeren hebben een fraai tegelmotief dat van een schaakbord afgeleid lijkt. Adriaan van Rumpt, voorlichter van de gemeente, leidt ons rond. Hij is opgegroeid in Delfzijl. ”Voor ons was dit gebouw een elitair bolwerk”, herinnert hij zich, maar er zijn bij hem geen valse gevoelens blijven hangen want we worden getracteerd op een zak vol cadeaus; met zelfs een bouwplaat van het schoolpand.
Allerlei wetenswaardigheden heeft hij opgediept. Zo telt het oude pand, dat gebouwd is in 1908, een totaal vloeroppervlak van 1600 vierkante meter (exclusief het voormalige gymlokaal en kantine, want dat gedeelte is afgebrand). Er is een nieuwe vleugel, op het voormalige schoolplein, bijgebouwd van drie etages en 900 vierkante meter vloeroppervlak.
Archief op plek ketelhuis
Van Rumpt neemt ons eerst mee naar de kelder. Daar was vroeger, in onze herinnering, alleen een groot ketelhuis. Nu wordt de meeste ruimte in beslag genomen door het archief. Van Rumpt toont ons het offciële document met de stadsrechten (uit 1327) van Appingedam. We gaan met de lift (!) naar boven.
Het aloude trappenhuis bij de entree is niet meer. Enerzijds heeft dat de te maken met de aangebouwde nieuwbouw, maar de oude trap die in twee etappes steil omhoog ging, was ook niet te handhaven. Breeschoten: ”Die trap was volledig versleten. Het was een gevaarlijk ding geworden, want de trap was heel glad.” Nu gaat er een trap in vier etappes omhoog, met een hekwerk van roestvrij staal.
Inter Nos op zolder
We gaan naar de zolder. Een domein waar Breeschoten ook maar zelden kwam. ”Daar lagen schoolspullen opgeslagen en ook materiaal van de schoolclub, Inter Nos”, weet hij. Op de gebinten staan namen van oud-leerlingen geschreven: Hans Adama van Scheltema 9-10-62, W. Kiel 30-9-87 en Jasse Bos. Maar één naam zien we een paar keer: John Boerema. En op één balk zien we een verwijzing naar het ‘feestterrein’ dat schijnbaar ooit op die zolder is geweest.
We dalen af naar de tweede etage. We komen via een trapje uit in de ruimte tussen de voormalige lokalen aardrijkskunde (Verboon) en biologie (Bekenkamp), nu achtereenvolgens de B & W-kamer en drie wethouderskantoren. De lokalen wiskunde (Nieboer, Vlogtman, Koen) en Engels (Pieter de Vries e.a.) zijn de residenties van de burgemeester en gemeentesecretaris geworden. In deze buurt schieten Breeschoten nog een paar smakelijke anekdotes te binnen. ”Van der Wal (oud-rector) had wel eens de neiging om achter de deur te staan om te luisteren of er problemen in een klas waren”, herinnert hij zich. ”Maar leerlingen hadden zoiets altijd door. Dan werd er gewezen en gefluisterd: Meneer, er staat iemand achter de deur.”
Noordmans naast Hoeksema
De mooiste anekdote gaat over de gehorigheid van het pand. Vooral in het noodgebouw was precies te vernemen wat er gebeurde. Breeschoten: ”Sommige leraren waren ook wat duidelijker te verstaan vanwege hun specifieke stemgeluid. Zo is er een situatie geweest dat dominee Noordmans en Aly Hoeksema vlak naast elkaar les gaven. En op een gegeven ogenblik hoorde je Noordmans met die karakteristieke stem van hem: En toen riep Jezus Paulus bij zich… Waarna Hoeksema op hetzelfde moment bulderde: D’r uit, je hebt het weer niet voor elkaar!”
De lerarenkamer is een kantine geworden en heeft dus min of meer zijn functie behouden. Verderop zijn de lokalen Frans (Schmitz du Moulin?) en aardijkskunde (Terhaar?) samengetrokken tot Openbare Werken. Helemaal achterin zat het tekenlokaal en daar tegenover wiskunde (Hemminga?), maar helemaal zeker weten we het ook niet meer. Volshuisvesting en het Bedrijfsburo huizen er nu. Breeschoten: ”Ik heb de meeste tijd in het noodgebouw doorgebracht. Je had binnen zo’n school min of meer je eigen ressort. En als je boven moest zijn, dan was het voor de lerarenkamer.”
Moppen in de lerarenkamer
Over de lerarenkamer schiet Breeschoten nog een anekdote te binnen. ”Daar kon het heel gezellig zijn, al maakte het uit wie de rector was”, weet hij. ”Onder Van der Wal gebeurde het nooit dat we te laat in onze lokalen arriveerden, maar onder Van Delden was het soms zo gezellig dat de pauzes wel eens uit liepen. Dan werden er volop moppen verteld. En Pieter de Vries spande dan natuurlijk de kroon, hij was haast onuitputtelijk als het om moppen ging.”
Op de begane grond herkennen we uiteraard de ruimtes aan weerszijden van de entree: daar zaten afwisselend de administratie en de conciërges Janssens en Hartog. Vanaf de binnenkomst naar rechts, in de richting van het voormalige natuurkundelokaal, bevindt zich nu Sociale Zaken, waar eerder achtereenvolgens de rectorkamer, lokaal Duits, lokaal natuurkunde, de amanuensiskamer en het kabinet waren gesitueerd. Aan het lokaal Duits heeft Breeschoten nog veel herinneringen, al bracht Van den Berg daar de meeste jaren door. ”Het raam rechtsboven sloot niet goed en als het stormde, wilde dat wel eens met donderend geweld open vliegen. Het is gelukkig altijd goed afgelopen”, weet hij.
Wijn bij mondelinge examens
Het afscheid van collega Van den Berg wordt ook met een anekdote weer op het netvlies gehaald. ”We hadden ons voorbereid op een gezellig feestje”, vertelt Breeschoten, ”en daartoe waren ondermeer snacks en wijn ingekocht. Maar eerst moesten we nog de hele dag mondelinge examens afnemen. Toch werd rond het middaguur voorzichtig een flesje wijn opengedraaid en het ging zo leuk dat er nog meer flessen volgden. Vier tot vijf mensen hadden toch meer dan gemiddeld van de wijn gesnoept en die middag vielen er dan ook alleen maar voldoendes. Maar die mensen moesten later wel bij Otter op het matje komen.”
We lopen op de benedenetage nog even de andere kant op. Daar zaten de lokalen Engels/staatsinrichting-economie (of was het boekhouden?) van mevrouw Koen-Beld en De Jong, het geschiedenislokaal (Roebers), het scheikundelokaal (Donck en ‘floeber’ Reijnten), de amanuensiskamer en het lokaal Nederlands (Jansen-Kremer). Nu huizen er achtereenvolgens Burgerzaken, de Ondertrouwkamer, Onderwijs/Welzijn en de Fractiekamer.
Overzichtelijke gemeenschap
”Als je zo rond loopt, besef je wat er veranderd is”, zegt Breeschoten. ”En veel van die veranderingen waren er al toen ik er nog werkte. Ik heb nu ook gemerkt dat ik me voortdurend afvroeg: wie zat waar ook al weer? Want het wisselde nogal. Toch was het toen een overzichtelijke gemeenschap. Zeker als je het met nu vergelijkt. Nu zijn er tachtig leerkrachten en bijna duizend leerlingen.”
We lopen nog even rond het gebouw. Het huis van de conciërge is gesneuveld, op ongeveer de plek van het noodgebouw staat een nieuw alweer oud noodgebouw en het gymlokaal plus aanpalende kantine is een wat gecultiveerde ruïne nadat brand die de vleugel van het gebouw verwoestte; een buitengevel wordt met een metalen frame overeind gehouden om aan te duiden dat er ooit meer was en wellicht óók om aan te geven dat er ooit op die plek een ander leven werd geleid.